Marij en Hillegonda

Blogpost 007: De reis van het Nederlandse handelsschip Marij & Hillegonda naar Nagasaki in 1836

Kijkend naar de verschillende schepen op het kamerscherm van Kawahara Keiga springt één schip meteen in het oog. Dat is het Nederlandse handelsschip Marij & Hillegonda dat voor anker ligt. 

De naam van het schip is wat vervaagd, maar gelukkig nog nét te lezen op de rode wimpel in de top van de middelste mast. Deze naam heeft ook een grote rol gespeeld in het dateren van het kamerscherm. Daarmee was te achterhalen wanneer dit schip in Nagasaki was, namelijk in 1836. Dat was ook de enige keer dat het schip naar Japan voer. Verder kon ook worden bevestigd dat het kapiteinsnummer 294 op de andere rode vlag klopt met de toenmalige kapitein, Dirk Arij de Jong (1802-?)1. Met deze informatie kunnen we bepalen dat het kamerscherm niet vóór 1836 gemaakt kan zijn. Het is schip kennelijk ook voor de opdrachtgever van het scherm heel belangrijk geweest, want het is met nóg meer verfijning geschilderd dan de rest van de toch al zeer gedetailleerde schildering. De geschiedenis van de Marij & Hillegonda, soms ook geschreven Mary & Hillegonda, is een verhaal op zichzelf. In deze blog bespreken we haar reizen.

De halve wereld rond in vier maanden  

Toen de Marij & Hillegonda eind 1835 uit Nederland vertrok, was ze de zoveelste in een lange reeks van koopvaardijschepen die de reis naar Batavia aflegden. De V.O.C. (die de handel op Oost-Azië uitvoerde) had al in 1800 haar deuren gesloten, maar nog altijd vertrokken jaarlijks vele schepen naar Oost-Azië om daar te handelen in winstgevende goederen zoals waardevolle metalen, suiker, specerijen, houtsoorten, zijde en porselein. De Marij & Hillegonda was een houten fregatschip dat in 1834 in Rotterdam was gebouwd voor rederij E. Suermondt & Zoonen & Co. eveneens te Rotterdam. Dit type schip was veelvoorkomend in de negentiende eeuw en kon relatief snel de lange tocht naar Azië afleggen. Daarbij hielp de met koperen platen beklede romp. De groene oxidatie van die beplating hield de aangroei van schelpen en algen tegen en zorgde dat de soepele vaart door het water erin bleef. Ook dat detail is uiterst nauwkeurig weergegeven door Keiga. De Marij & Hillegonda had een bemanning die voornamelijk uit Rotterdam en omstreken afkomstig was, maar er waren ook diverse bemanningsleden uit de rest van Nederland, en één bemanningslid uit Batavia.

Deze mannen zijn om allerlei verschillende redenen vanuit het hele land naar Rotterdam gekomen om hun geld te verdienen op de koopvaardijschepen die de wereld over voeren. Zo ook de kapitein van de Marij & Hillegonda, Dirk Arij de Jong. Hij werd in 1802 op Vlieland geboren. Hij groeit daar op en leert vermoedelijk daar het vak van kapitein. Hij ontmoet ook zijn toekomstige vrouw op Vlieland, Grijtje Walburg, met wie hij in 1827 in het huwelijk treedt. Maar dan slaat het noodlot toe. Grijtje overlijdt nog geen jaar later (in juli 1828) aan de gevolgen van ‘kraam koortsen’ (kraamkoorts). Dirks vader overlijdt ook dat jaar, zijn moeder een jaar later in 1829. Na deze gebeurtenissen in zijn leven lijkt hij uit Vlieland te zijn vertrokken. Een paar jaar later duikt hij vervolgens op als kapitein op Rotterdamse koopvaardijschepen, waaronder de Marij & Hillegonda, waarmee hij de wereld over zou reizen.  

Bouwtekening
De bouwtekening van de romp van de Marij & Hillegonda zoals ze in Rotterdam is gebouwd (1834). Technische tekening op papier, Maritiem Museum Rotterdam, inventarisnummer T301.

De Marij & Hillegonda vertrekt op 1 januari 1836 vanuit Rotterdam met 38 bemanningsleden en een paar passagiers aan boord, en met een ruim vol goederen, richting Batavia. De reis via Kaap de Goede Hoop verloopt voorspoedig en drie-en-een-halve maand later, op 15 april 1836, komt het schip veilig in de haven van Batavia aan. Daar begon voor vele koopvaardijschepen de reis pas echt. De inkomsten van de V.O.C., en later van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), kwam veelal uit de handel tussen de verschillende Aziatische landen. De handelsvaart tussen Azië en Nederland betrof een veel kleiner aandeel van de totale handel. Na een snelle klus in Soerabaja in Indonesië vertrekt de Marij & Hillegonda op 26 juni voor een opdracht vanuit Batavia naar Japan, waar ze ongeveer een maand later in de baai van Nagasaki aankomt.

Monsterrol

Detail van de 'Monsterrol' [bemanningslijst) van de Marij & Hillegonda. Naast de monsterrol is een transcriptie bijgevoegd van de tekst. Deze monsterrol is te vinden in het Nationaal Archief te Den Haag, 'Band met Monsterrol van Mary Hillegonda', 1836 (archiefnr. 1.04.21, inv. nr. 1457). 

Een Nederlands koopvaardijschip in Japan 

Na aankomst in Nagasaki moest het schip vóór het betreden van de baai eerst door de autoriteiten gecontroleerd worden. Dit gebeurde bij de zogenaamde Papenberg (Jp. Takaboko), een puntig eilandje dat prominent in de ingang van de baai ligt. Japan reguleerde buitenlandse contacten streng en wilde voorkomen dat ‘ongewenste objecten en personen’ het land binnen kwamen. Om deze reden moest het schip zich eerst identificeren door een speciale geheime vlag te overhandigen die het jaar daarvoor met een vertrekkend handelsschip was meegegeven. Daarnaast moesten alle handwapens, het kruit van de kanonnen, en christelijke objecten (zoals kruizen en bijbels) achter slot en grendel worden geplaatst. Pas als de Japanse autoriteiten tevreden waren, mocht het schip doorvaren richting Deshima, en kon (een deel van) de opvarenden zich bij de andere bewoners voegen.  

De Nederlandse handelsschepen namen een grote hoeveelheid van de meest uiteenlopende handelswaren mee en de Marij & Hillegonda was geen uitzondering. Uit haar inventarislijst is op te maken dat ze grote hoeveelheden suiker, specerijen (peper, nootmuskaat), tin, textiel (katoen, kasjmier), olifantsivoor, en vooral heel veel hout naar Japan vervoerde om te verhandelen. Dat hout was hoofdzakelijk sapanhout, doorgaans afkomstig uit Thailand, waarmee in geraspte vorm relatief goedkope rode of paarse verfstof (meestal voor textiel) gemaakt kon worden. Voor de terugweg werd ze vervolgens gevuld met een grote lading koper (75% van het totale gewicht) maar ook zijde, lakwerk, rijst, matten, bezems, soja, sake en andere goederen. Ergens tijdens haar ongeveer vier maanden durende verblijf in Nagasaki wordt de Marij & Hillegonda door Keiga tot in detail nageschilderd. De schilder moet het Nederlandse schip van (relatief) dichtbij hebben kunnen aanschouwen, want zelfs de kleinste details (zoals aanhechtingspunten van de tuigage van het schip) in het kamerscherm komen overeen met de bouwtekening. Uiteindelijk vertrekt de Marij & Hillegonda op 6 november weer uit Japan. Nederlandse schepen konden Japan pas weer in de winter verlaten, omdat ze moesten wachten tot de halfjaarlijkse moessonwinden gedraaid waren, waardoor de terugreis richting het zuiden mogelijk werd.  

Op de terugweg gaat er een voor dit verhaal belangrijke passagier mee aan boord, namelijk Carel Hubert de Villeneuve (geen data bekend). Deze tekenaar was in 1825 naar Deshima gehaald om Von Siebold te ondersteunen in het documenteren van Japanse flora en fauna. Uiteindelijk bleef De Villeneuve langer dan Von Siebold in Japan. Tijdens zijn ongeveer tien jaar op Deshima heeft De Villeneuve de functies van pakhuismeester en boekhouder van de handelspost vervuld, maar heeft aantoonbaar veel met Keiga samengewerkt aan tekeningen. Keiga heeft op deze manier waarschijnlijk verschillende Westerse technieken, zoals het tekenen van perspectief met een of meer verdwijnpunten buiten de compositie, van De Villeneuve geleerd. Een ander opvallend gegeven als men kijkt naar de passagierslijst van de vertrekkenden van Deshima is dat er meerdere tot slaaf gemaakten - ‘dienaren’ genoemd - op de lijst staan. Zij worden steeds vermeld achter de naam van hun respectievelijke eigenaar, en dan alleen met hun (Europese) roepnaam. Dit soort notaties herinnert aan de slavernij die ook onderdeel was van het leven op Deshima, hoewel dat doorgaans weinig besproken wordt. 

Pas op 21 februari, na nog wat andere opdrachten in toenmalig Nederlands-Indië, vertrekt het Rotterdamse schip weer naar Nederland. Na nog vijf maanden varen, op een totaal van meer dan anderhalf jaar, is de bemanning op 17 juli 1837 weer terug in Rotterdam. Tijdens deze reis is de bemanning van de Marij & Hillegonda naar de andere kant van de wereld gereisd en weer terug. Op deze reis deden ze een land aan dat in die tijd door slechts heel weinig Nederlanders bezocht kon worden, en brachten behalve alle handelswaar ongetwijfeld ook spannende verhalen mee terug. 

Handelsgoederen

Voorbeelden van handelsgoederen zoals door de Marij & Hillegonda mee uit Japan werden meegenomen. Koperstaven (RV-360-7875) zoals linksboven te zien waren het grootste deel van de lading, maar andere veel voorkomende objecten zijn Japanse zijde (rechtsboven, RV-360-2938), lakwerk objecten (linksonder, RV-360-5792) en kamferhout en olie (rechtsonder, RV-1-2560). 

Meer blogs lezen?

Conservator Oost-Azië Daan Kok en Research Associate RCMC/Japan Davey Verhoeven bloggen maandelijks over de restauratie en over de resultaten van hun onderzoek naar het scherm. Die blogposts zijn te vinden op deze overzichtspagina.